Elk jaar ga ik het wad op, lopend. Het verveelt nooit, het is altijd anders. De mensen, het weer, de tocht, de dynamiek. Dit keer ga ik samen met mijn dochter op pad. De wekker gaat om half 5 en om 5 uur vertrek ik naar Groningen om Nina op te halen. In Groningen gaan de laatste cafébezoekers naar huis. Om kwart voor 7 melden we ons in Lauwersoog bij P4, waar Johannes Veenstra ons opwacht. “Je kunt me herkennen aan mijn hoofddoekje.” Huh? Op P4 is het druk. Ik denk niet dat iedereen met Johannes meegaat. Dat klopt, de meeste mensen lopen met wadloopcentrum Pieterburen en vertrekken met De Boschwad naar de Brakzand. Wij doen vrijwel dezelfde tocht, maar wij zijn slechts met 12 personen en wij vertrekken met een klein bootje, de Zeerob, naar de zandplaat. Met een kleine groep ben je wendbaarder en sneller weg, waardoor er niemand voor je loopt op het wad en het lijkt alsof de hele wereld van jou is.
Het bootje brengt ons vliegensvlug naar de zandplaat. Er is haast geboden bij het uitstappen anders kan de Zeerob niet op tijd wegkomen en moet daar blijven tot het vloed is. Maar wij zijn een snel stel en behendig dalen wij het trapje af.
Het zeikt van de regen en het ziet er niet naar uit dat het snel beter zal worden. Alhoewel ik zie daar toch echt een klein stukje blauw. Slechts 5 minuten duurt de bui en dan klaart het wonderbaarlijk snel op. Stapelwolken en een steeds blauwere hemel; het is een adembenemend schouwspel. Ik geloof niet dat ik het wad al eens zo betoverend mooi heb meegemaakt. Maar misschien zeg ik dat wel elk jaar. Nina verorbert de grootst oester die ze ooit gezien heeft. Te groot om in een keer door te slikken, wat je normaal met een oester doet. De groep staat er ontzet naar te kijken. Gadver.
De 11 kilometerlange tocht over het wad is goed te doen, er is weinig slik en de geulen zijn niet heel diep. Soms reikt het water tot onze middel, maar daar houdt het wel mee op.
Het Kobbeduin zien we al van verre liggen, het is zo’n handig baken. Waarom Johannes heeft gekozen voor het Kobbeduin wordt duidelijk bij het aan land gaan. Het lamsoor staat in volle bloei. De kwelder kleurt helemaal paars aan deze kant van het eiland. Ik zou hier uren kunnen staan kijken. Wat een schoonheid. Bij het duin trekken we droge kleren aan, sommige laten het erbij. Je droogt ook vanzelf wel op. Een paar fatsoenlijke, droge schoenen voelt wel veel beter. We lopen naar het dorp; 5 kilometer lopen, een goed uur. Met Nina val ik neer op een terras en aanschouwen we familietaferelen onder het genot van allerlei lekkers. We besluiten met de Zeerob terug te varen en niet met de grote veerboot.
Het water gaat behoorlijk tekeer, het bootje schommelt en we halen meerdere malen een nat pak. Of we snel last hebben van zeeziekte vraagt de schipper. Een hoopgevende vraag. We zeggen dat we het niet weten en dat we het wel zullen zien. Daar gaat die kleine stoere Zeerob recht op het doel af: de haven van Lauwersoog. Het stuitert en schommelt, het sputtert en spettert. Bleven we bij het wadlopen aardig droog, de terugtocht met het bootje zorgde toch nog voor een nat pak. Het spannendste van het wadlopen is dit keer de reis terug naar de vaste wal met de Zeerob.
Kleinschalige wadlooptochten kun je boeken bij http://www.wadgids.nl of bij http://www.fryskewaedrinners.nl